Het toezicht op dwang in de zorg is onderdeel van het toezicht op de kwaliteit en veiligheid van de zorg. Bij ieder toezichtbezoek en bij de behandeling van calamiteitenmeldingen kan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) aandacht besteden aan verplichte of onvrijwillige zorg.
De belangrijkste wetten die gaan over dwang in de zorg zijn:
De IGJ controleert of zorgaanbieders terughoudend en zorgvuldig omgaan met verplichte en onvrijwillige zorg. En om te zien of zorgaanbieders zich houden aan de wetten die hierover gaan.
De inspectie bespreekt verplichte en onvrijwillige zorg tijdens haar toezichtbezoeken. Ook spreekt de inspectie met andere partijen zoals (ervarings)deskundigen, brancheorganisaties, ketenpartijen en het ministerie van VWS. De inspectie deelt de ervaringen, informatie en kennis die zij hierbij ophaalt. Zowel voorbeelden van goede zorg als problemen. De inspectie wil er zo aan meewerken dat iedereen de Wvgzz en de Wzd goed uitvoert.
De IGJ geeft zorgaanbieders ruimte bij de uitvoering van deze wetten. De inspectie handhaaft alleen als het echt nodig is. Dat is nodig wanneer de kwaliteit en de veiligheid van de zorg en jeugdhulp in gevaar zijn. Lees meer op Maatregelen die we kunnen nemen.
Belangrijk in het toezicht
De inspectie let bij verplichte of onvrijwillige zorg vooral op het volgende:
Dwang in de zorg zoveel mogelijk voorkomen en anders zorgvuldig uitvoeren, met speciale aandacht voor jeugdigen.
De juiste zorg op de juiste plaats. Hieronder valt de opnameplek voor cliënten in crisissituaties en dwang in de ambulante zorg (zorg buiten een accommodatie).
Aanwezigheid van voldoende en deskundig personeel.
Aandacht voor de belangen en de rechten van de cliënt en de bescherming van deze rechten. Ook voor de naasten van cliënten.
Gemeenten kunnen Wmo-aanbieders inzetten om te voldoen aan de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015). Wmo-aanbieders verlenen soms verplichte of onvrijwillige zorg die valt onder de Wvggz of Wzd. De IGJ houdt hier toezicht op. Dat geldt ook wanneer de Wmo-toezichthouder of de IGJ vermoedt dat dwang in de zorg wordt verleend, maar de aanbieder niet in het openbaar locatieregister staat.
De Wmo-toezichthouder blijft verantwoordelijk voor het toezicht op naleving van de (kwaliteits)eisen uit de Wmo 2015. Deze staan in lokale verordeningen, beleidsregels en contractafspraken.
Vragen en antwoorden over toezicht op dwang in de zorg
Cliënten hebben de keuze om zich wel of niet te laten vaccineren. Ook als bij hen dwang in de zorg wordt toegepast, en ze vallen onder de Wet verplichte ggz (Wvggz) of de Wet zorg en dwang (Wzd).
Als een cliënt de keuze om zich te laten vaccineren zelf niet goed kan maken, is hij hiervoor wilsonbekwaam. Dan beslist de vertegenwoordiger van de cliënt. Dit kan een wettelijk vertegenwoordiger zijn (curator of mentor). Is er geen wettelijk vertegenwoordiger, dan kan een vertegenwoordiger uit de familiekring ook de beslissing nemen. Degene die meestal beslissingen neemt namens de cliënt, kan ook beslissen over de vaccinatie.
De inspectie ondersteunt het advies van brancheorganisaties Verenso en VGN, voor cliënten die vallen onder de Wzd: “Als de vertegenwoordiger toestemming heeft gegeven maar de cliënt zich daadwerkelijk verzet tegen de vaccinatie, dan adviseren wij de vaccinatie niet door te zetten. We raden naasten of de vertegenwoordiger van de cliënt aan om nog een keer in gesprek gaan met de cliënt om hem of haar gerust te stellen en bij te staan bij de vaccinatie.”
Dit betekent dat vaccineren dus met toestemming en zoveel mogelijk met gedragen besluitvorming plaatsvindt.
Het uitgangspunt is om alleen als het niet anders kan, gebruik te maken van onvrijwillige zorg en onvrijwillige opnames. Maar de inspectie begrijpt dat het soms noodzakelijk is dat zorgaanbieders een PG-/VG-cliënt eerder opnemen. Dit terwijl de inbewaringstelling (ibs)-procedure nog bezig is. Dit past bij de vraag aan zorgaanbieders om de juiste zorg op de juiste plek te bieden. De zorgaanbieders moeten wel de Wzd volgen bij de behandeling van de cliënt, totdat de ibs is afgegeven.
De beoordeling van de arts en de beschikbaarheid van een crisisplek voor de cliënt, staan los van elkaar. Een arts moet de hulp die een cliënt nodig heeft beoordelen vanuit zijn professionele verantwoordelijkheid om te handelen als een goed hulpverlener. Een arts kan een beoordeling van een cliënt dus niet weigeren omdat er een gebrek is aan opnameplaatsen. Als uit de beoordeling blijkt dat een onvrijwillige opname nodig is, moet de burgermeester dit regelen via een inbewaringstelling (ibs).
Een gespecialiseerde arts moet een medische beoordeling doen en een medische verklaring geven.
Bij cliënten met een psychogeriatrische aandoening kan deze gespecialiseerde arts een psychiater of specialist ouderengeneeskunde zijn.
Bij cliënten met een verstandelijke beperking kan dit een arts voor verstandelijk gehandicapten zijn.
De medische verklaring is belangrijk om te beoordelen welke zorg nodig is en of er ook onvrijwillige zorg gegeven mag worden.
De inspectie houdt toezicht op de zorg bij een cliënt thuis (ambulante zorg). Bijvoorbeeld op wijkverpleging en op de ambulante ggz. Bij ieder toezichtbezoek en bij de behandeling van calamiteitenmeldingen kan de inspectie aandacht besteden aan verplichte of onvrijwillige zorg. Daarnaast houdt een team met inspecteurs van verschillende zorgsectoren toezicht op de uitvoering van de Wvggz en de Wzd. Zij zien ook toe op dwang in de ambulante zorg (zorg buiten een accommodatie).
Meer informatie over het toezicht op ambulante zorg staat op de pagina’s Toezicht op ambulante ggz en Toezicht op de verpleging en verzorging thuis