Artsen kunnen in bijzondere gevallen een patiënt helpen met sterven. Dit heet euthanasie of hulp bij zelfdoding. Artsen mogen dit alleen doen als een patiënt daar om vraagt en de arts zich houdt aan de eisen die de wet stelt.
Een einde maken aan het leven van iemand anders is strafbaar. Ook als de patiënt er zelf om vraagt bij de arts. Soms willen mensen niet meer leven. Bijvoorbeeld omdat ze ernstig ziek zijn, pijn lijden of moeite hebben met ademhalen. In bepaalde situaties mag een arts euthanasie of hulp bij zelfdoding verlenen. De arts is niet strafbaar als hij zich houdt aan alle 6 eisen uit de wet. Ook moet de arts de euthanasie melden. In de euthanasiewet staan alle regels die gelden bij euthanasie of hulp bij zelfdoding. De officiële naam van de euthanasiewet is: Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl).
Kijk voor meer informatie bij Rijksoverheid.nl:
Euthanasie en de wet: sterven met hulp van een arts / Levenseinde en euthanasie/ Euthanasie
Toetsingscommissie beoordeelt alle euthanasiezaken
De Regionale Toetsingscommissie Euthanasie (RTE) beoordeelt alle euthanasiegevallen. Hiervoor bestaat een stappenplan. Is de RTE van oordeel dat een arts niet heeft voldaan aan één of meer van de zogenaamde zorgvuldigheidseisen? Dan stuurt zij haar oordeel naar de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en ook naar het Openbaar Ministerie (OM).
IGJ onderzoekt dus euthanasiezaken waarin de arts zich niet aan 1 of meer van de 6 eisen uit de wet hield. Hieronder beschrijven we kort deze 6 zorgvuldigheidseisen.
De 6 zorgvuldigheidseisen van de euthanasiewet
In de wet staat dat een arts mag meewerken aan euthanasie of hulp bij zelfdoding. Hij moet dan wel alle zorgvuldigheidseisen uit de wet volgen.
De 6 zorgvuldigheidseisen waaraan de arts zich moet houden zijn:
1. Vrijwillig en goed over nagedacht
De arts moet overtuigd zijn dat de vraag van de patiënt om euthanasie vrijwillig is. En dat de patiënt er goed over heeft nagedacht (weloverwogen). De vraag moet dus echt van de patiënt zelf komen.
2. Uitzichtloos en ondraaglijk lijden
De arts moet ervan overtuigd zijn dat de patiënt uitzichtloos en ondraaglijk lijdt. Bij de beoordeling van de uitzichtloosheid staan de diagnose van de patiënt en de vooruitzichten centraal. Bij ondraaglijk lijden gaat het vooral over hoe de patiënt dit ervaart. Dit is voor iedereen anders.
3. Informeren over de situatie en de vooruitzichten
De arts moet de patiënt informatie geven over zijn medische situatie. En hoe zijn situatie er in de toekomst uit zal zien. De arts moet nagaan of de patiënt voldoende weet hierover. En of de patiënt de informatie ook begrepen heeft.
4. Geen redelijke andere oplossing
De arts moet samen met de patiënt besluiten dat er geen redelijke andere oplossing is voor de situatie van de patiënt.
5. Raadplegen onafhankelijke arts
De arts van de patiënt moet ten minste 1 onafhankelijke arts raadplegen. Deze arts heet een consulent. De consulent moet de patiënt zien. En beoordelen of de arts zich heeft gehouden aan de eerste 4 zorgvuldigheidseisen.
6. Medisch zorgvuldige uitvoering
Tot slot moet de arts de euthanasie (of hulp bij zelfdoding) op een medisch zorgvuldige manier uitvoeren. Bijvoorbeeld met de juiste medicijnen en in de juiste stappen.
Kijk voor meer informatie bij Rijksoverheid.nl:
Euthanasie en de wet: sterven met hulp van een arts / Levenseinde en euthanasie/ Zorgvuldigheidseisen
IGJ onderzoekt euthanasiezaken op verzoek RTE
IGJ onderzoekt euthanasiezaken wanneer de RTE oordeelt dat niet aan de 6 eisen uit de wet is voldaan. De inspectie bekijkt dan per geval of er een (mogelijk) risico voor de patiëntveiligheid is.
Na ontvangst van een oordeel ‘onzorgvuldig’ van de RTE nodigt IGJ de arts uit voor een gesprek. Inspecteurs spreken met de arts over het oordeel van de RTE en vragen hoe de arts dit zelf ziet. Heeft de arts geleerd van deze zaak? Hoe gebruikt hij dit bij mogelijke toekomstige euthanasiezaken? Het gaat om elementen als de juiste bedoelingen (integer handelen), leren van ervaringen en openstaan voor toetsing.
Daarna besluit IGJ in een overleg met verschillende experts intern wat er moet gebeuren. Het kan zijn dat de inspectie het onderzoek afsluit. Maar het kan ook zijn dat de inspectie meer onderzoek wil doen, en besluit om maatregelen te nemen.
Tenslotte IGJ stuurt de arts een brief waarin staat wat het besluit is van de inspectie. En IGJ informeert de RTE wat er is besloten. De inspectie overlegt ook met het Openbaar Ministerie (OM), zodat toezichtsonderzoek en mogelijk strafrechtelijk onderzoek op elkaar kunnen worden afgestemd. Ook informeren het OM en IGJ elkaar over hun beslissingen in een zaak.
Beoordeling euthanasiezaken door IGJ in afgelopen jaren
De Regionale Toetsingscommissie Euthanasie oordeelde in de periode 2018-2022 in 31 euthanasiezaken dat de arts zich niet hield aan 1 of meer zorgvuldigheidseisen. Deze eisen staan in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. De RTE stuurde deze oordelen naar de IGJ. Hieronder leest u over welke oordelen en zorgvuldigheidseisen het in deze periode ging.
Beoordeling IGJ bij deze euthanasiemeldingen
De IGJ sprak met elk van deze artsen. In deze gesprekken gaven de artsen aan dat zij begrepen waarom de RTE hun handelen niet zorgvuldig vond. Bij veel euthanasiemeldingen spraken we ook met de betrokken SCEN-artsen, omdat zij niet goed op de hoogte waren van de geldende richtlijnen of van de vereisten voor de SCEN-consultatie. De IGJ riep de SCEN-artsen op om zich steeds te blijven informeren over de richtlijnen en wettelijke kaders – en zich eraan te houden. Dit ondersteunt de zorgvuldigheid en reflectie. De inspectie verwacht dat de komende jaren minder gesprekken met SCEN-artsen nodig zijn.
De uitvoerend artsen en de SCEN-artsen stelden zich open en transparant op. Ook hadden ze een toetsbare houding. Die was terug te zien in de uitgebreide manier waarop ze terugkeken op hun handelen en de beslissingen die ze tijdens het euthanasietraject namen. Een aantal artsen besprak hun eigen handelen ook met beroepsgenoten. Dit deden ze om er zelf van te leren en te zorgen dat andere artsen anders te werk zullen gaan. Elke arts begreep dat het proces anders had gemoeten, en zou dit niet op dezelfde manier herhalen.
De inspectie keek ook op welke manier iemand zich niet aan de regels hield. Wat waren de mogelijke risico’s daarvan? Dat namen we mee in ons oordeel, samen met de uitkomsten van het gesprek met de betrokken arts. Zoals altijd bekeken we al deze informatie om een goed onderbouwd oordeel te kunnen geven.
De IGJ had bij 30 euthanasiemeldingen het vertrouwen dat de artsen in toekomstige situaties volgens de zorgvuldigheidseisen en wettelijke normen zullen handelen. Er was daarom geen sprake van een risico voor de patiëntveiligheid. In een paar gevallen vroeg de IGJ de arts om binnen de beroepsgroep aandacht te vragen voor zijn of haar ervaring en voor de geldende beroepsnormen. De IGJ sloot deze meldingen af zonder maatregelen te nemen.
Bij 1 euthanasiemelding in 2022 besloot de IGJ na onderzoek om het handelen van de arts aan de tuchtrechter voor te leggen. Dit omdat wij vonden dat de aard, de ernst en het risico voor de patiëntveiligheid daar om vroegen.